‘Mam, weet je….’.
‘Even wachten, ik praat nu met papa.’
……
‘Ja, wat wilde je zeggen?’
‘Nu weet ik het niet meer…’
Aan de ene kant is het belangrijk dat je je kind de fatsoensnormen bijbrengt. Door een ander heen praten is niet netjes. Je moet wachten op je beurt. Aan de andere kant heb je een kind dat graag zijn verhaal of vraag kwijt wil, maar daarmee niet kán wachten, om de eenvoudige reden, dat ze dan niet meer weet wat ze wilde vragen of vertellen.
Bij sommige gezinnen zijn de normen vrij belangrijk. Rustig zitten aan tafel, eten met mes en vork, niet smeren met je eten, wachten op je beurt en nog vele andere ongeschreven regels.
Deze regels hebben wij min of meer overboord gezet. Ja, onze kinderen eten (soms) met hun handen. Ze weten dat het netjes is om met mes en vork te eten, maar dat zijn onhandige verlengstukken van je handen. Wanneer je met de handen eet, ervaar je het eten, voel je de structuur én het eten gaat gemakkelijker.
Rustig aan tafel zitten? Dat wordt een strijd. Laat die handstand nog eens zien. Hoe hoog kan jij springen? Gedaan, dan weer een paar hapjes nemen. Nu ze ouder wordt merken we dat die behoefte vanzelf afneemt.
Het heeft veel frustraties gescheeld, zowel bij de kinderen als bij ons. Wat anderen daarvan denken, dat deert ons niet. Zij staan niet in onze schoenen, zij weten niet dat we dit met een reden doen. Niet omdat we onfatsoenlijk zijn, maar omdat onze kinderen FASD hebben. En dat vraagt een andere manier van opvoeden. De standaardregels, zoals die in opvoedkundige boeken voorkomen, zijn niet geschreven voor kinderen met FAS.
Wij maken onze eigen regels.
Dus wanneer wij aan het praten zijn en één van onze kinderen wil wat vertellen, dan onderbreken wij ons gesprek. Dit voorkomt dat het kind niet meer weet wat zij wilde vertellen, dit voorkomt frustratie en boosheid. Dan maar niet volgens de norm, maar volgens onze eigen regels.