Onze zoon met FAS heeft al zijn hele leven uitgesproken fascinaties. Zo was hij altijd gefascineerd door ronddraaiende dingen. Hij draaide alle autootjes om om aan de wieltjes te draaien. Later kwamen er “wiebeldingen” bij. We regen kettingen, hingen ze ergens aan een spijker en hij bewoog ze heen en weer. Toen hij groter werd ontdekte hij de schommel. Zelf schommelen is fijn, maar de schommel heen en weer laten wiebelen is nog veel fijner. Ook qua geur had hij uitgesproken voorkeuren: zo snoof hij aan elk koffiekopje, heerlijk vond hij het. Als de melk van een andere winkel kwam wilde hij het niet meer drinken. Hij besloot elke dag welk onderdeel van zijn drievaksbordje hij wilde eten. Vaak gebaseerd op de geur. De ene dag de bloemkool, maar de andere dag absoluut niet, maar alleen het vlees. Ook het weer vindt hij fascinerend. Juf grapte al: We hebben onze eigen Piet Paulusma in de klas. Zodra het ergens op regen lijkt kan juf hoog of laag springen, hij staat aan het raam en doet verslag. Hij is dol op regen, onweer, hagel en alles wat er bij hoort. Hij is dol ook op de druppeltjes water die hij ziet als hij water uit een plas schept met een bakje en het omhoog gooit in de lucht. Dit doet hij ook in de badkamer, die dus helemaal gedweild moet worden na een douchebeurt. Een van de gekste fascinaties en ook eentje waar ik totaal verlegen mee ben is het feit dat hij geobsedeerd lijkt door buiken. Hij vraagt het regelmatig: Heb jij een buik? Mag ik hem zien? Ook op straat en in de winkel bevraagt hij wildvreemde mensen. “Hebt u een buik? Mag ik hem zien? Mag ik hem voelen?”
Toen dit onderwerp eerst vaak aan de orde kwam gaf ik steeds antwoord: Iedereen heeft een buik. Hij zit onder de trui. Jij hebt ook een buik en ik ga die nu kriebelen!! Een stoeipartij, en ik hoopte zo dat de belangstelling uit zou doven. Maar steeds vaker betrapte ik hem er op dat hij zijn eigen trui omhoog trok en door het huis paradeerde met ontbloot bovenlijf. Deze aanpak was dus niet effectief genoeg, of misschien probeerde ik het niet lang genoeg. Ik werd me hier pijnlijk bewust van toen hij tegen een kennis zei: Mag ik je buik zien, en ik haar een beweging richting haar buik zag maken alsof ze haar blouse op wilde tillen. Ik kapte hem (en haar!) direct af. Legde nogmaals uit aan hem (en de verbouwereerde kennis) dat buiken onder de truien zitten en daar blijven! Nu is mijn uitleg steeds kort maar krachtig: Iedereen heeft een buik, en die zit onder je trui. Volgend onderwerp!!
Hij blijft het echter proberen en kortgeleden bevroeg hij zijn begeleidster (een studente orthopedagogiek). Zij pakte een totaal nieuwe strategie: Ze ging een verhaal vertellen. Samen op de bank genoot hij zichtbaar van deze aanpak. Ze fantaseerden samen een geweldige sneeuwbui. Daarna gingen ze samen een sneeuwpop maken, wat moet die allemaal aantrekken? En na heel veel omwegen kwam het verhaal op de buik van de sneeuwpop. Giechelend verzonnen ze nu dat de sneeuwpop een hele grote buik had en dat hij daar even aan mocht voelen. Zo koud!!! Schaterend riep hij: Nog een keer! Nog een keer!!
Hopelijk is dit het dan, de juiste aanpak. Maar ja, ik weet ook dat ik steeds weer nieuwe dingen moet verzinnen, creatief moet je blijven in je aanpak. Toch fijn als een begeleidster dit af en toe even van je overneemt!!