Wat is het lastig als je klein bent en jezelf nog niet zo goed verbaal kunt uiten, wat is het soms frustrerend als je niet alleen gehinderd wordt door je leeftijd maar ook nog eens door “iets” dat jou anders maakt dan “andere kindjes”.
Iets, dat je zelf nog niet begrijpt, maar waarvan je wel weet dat het er is.
“Iets” dat zorgt voor vele obstakels in je leven, waarvan sommigen maar al te letterlijk zijn…
Je kunt niet eens een flinke drempel over, terwijl je al bijna vier bent…. Traplopen? Moeilijk hoor, je benen lijken wel niet te willen doen, wat je hoofd wel wil….
Een hoge glijbaan af? Brrrr die trap…. dat willen je benen niet… en die hoge glijbaan…. dat wil je hoofd niet…
Je wordt boos; er vindt een kleine oorlog plaats in je hoofd, waar wil en wens, moed en angst, verlangen en weerzin en frustratie en verdriet elkaar bevechten.
Wij als pleegouders zien deze strijd, die zich afspeelt in dat kleine hoofdje en we zien ook de dreigende explosie van drift en onmacht….
Goede raad is duur….
Maar dan heeft mijn man de oplossing en gelukkig voordat de interne strijd onschuldige omstanders heeft geraakt.
We zijn er namelijk van overtuigd dat onze pleegzoon (die al het onbekende eng vindt) diep in zijn hart enorm graag die glijbaan af zou willen gaan en alleen het spreekwoordelijk: Als er één schaap over de dam is…. in de praktijk moet zien te brengen.
Maar ja… hoe krijg je dat ene schaap nu over die dam?
“Ik durf niet alleen” zegt mijn man spijtig tegen mij. Luid genoeg, om gehoord te worden door pleegzoon. “Maar ik zou toch wel heel graag die glijbaan af willen gaan….”
“Ik kan niet,” snijd ik hem resoluut de pas af, en demonstratief steek ik een dramatisch verbonden voet vooruit, ter illustratie.
Vanuit onze ooghoeken kijken we naar het kleine mannetje en we zien achter dat rimpelende voorhoofd een witte vredesvlag opdagen….
“Maar ik ga wel met jou mee hoor, papa,” zijn stem trilt een beetje van spanning. En steungevend en zoekend steekt hij een klein handje uit en trekt mijn man mee.
Ik kijk ze na. Mijn zere voet vooruitgestoken, zittend op een bankje.
Daar gaan ze…. Die hoge trap moet bedwongen worden… .dapper klimt het kleine ventje omhoog, zijn ene hand trouw in de grote hand van zijn pleegvader.
“Kom maar,” zegt hij tegen zijn pleegvader, met knikkende knieën “je hoeft niet bang te zijn, ik ben bij je…”
En ik? Ik zie een triomfantelijke, trotse, stralende lach… terwijl hij met zijn pleegvader van die hoge glijbaan naar beneden zoeft…