Doneer nu

9 oktober 2021

We laten je gaan

Ze was anderhalf toen ze kwam. Een geweldig lief meisje, kleine krulletjes, een engelachtig gezichtje, vertederend lief lachje. Dunne beentjes, stokkerige armpjes, bol buikje. Verwaarloosd. Veel geweld meegemaakt, en o ja, FAS, maar dat komt vast wel goed met veel liefde.

We stappen er in met al ons enthousiasme en liefde en opvoedingsvaardigheden. Ze verovert al snel onze harten en ze maakt een grote inhaalslag in haar ontwikkeling, leert lopen, gaat praten, ze wordt sterker. Maar dan stagneert na een jaar haar ontwikkeling. Ze ontwikkelt hele boze buien. We zoeken extra hulp, hoe kunnen we haar het beste helpen? Met vallen en opstaan gaan we verder. Peuterspeelzaal is bijna te veel. Een gewone basisschool? We gaan het proberen. We hebben gesprekken met de juffen voordat ze geplaatst wordt. We leggen uit wat haar achtergrond is. De juffen zijn welwillend en we besluiten heel rustig aan te beginnen, alleen ’s ochtends naar school. Het is veel, heel veel voor haar. Ze is thuis bijna niet te handhaven. Op school weten ze eigenlijk niet waar ik het over heb. Ze testen haar, het gaat prima!! Na een paar maanden vragen ze me of ik langs wil komen. Na een paar maanden hebben ze opnieuw getest en ze zijn erg geschrokken. Alle kennis lijkt te zijn verdwenen. De kleuren, tellen tot 10,  eenvoudige begrippen, alles is weg uit haar geheugen. En haar gedrag gaat achteruit, heel snel. Eindelijk begrijpen ze dat ik geen onzin zat te vertellen, maar dat dit werkelijk een zeer beschadigd meisje is. We proberen uit te zoeken wat het beste is, en intussen gaat het steeds slechter op school. Meestal haal ik haar al bij de fruitpauze weer op, want dan is ze al niet meer te handhaven. We besluiten haar op het medisch kinderdagcentrum te plaatsen. Een goede keuze. Eindelijk hulp en erkenning voor de problematiek. Ze bloeit op van de rustige structuur en positieve aandacht. De psychiater kijkt mee en de orthopedagoog heeft tips. Maar het blijft thuis erg moeizaam gaan.

We houden zoveel van dit kleine beschadigde meiske. Maar ze is zo ingewikkeld in haar gedrag en haar steeds opvlammende boosheid is zo bepalend geworden. We stemmen ons leven zonder het te merken steeds meer op haar af. De andere kinderen moeten zich steeds meer aanpassen en zijn het daar natuurlijk niet mee eens.

De voogd weet het ook allemaal niet en biedt aan dat ze af en toe een weekend uit logeren kan. We nemen dat graag aan. Ze gaat intussen naar de speciaal onderwijs waar ze inderdaad beter gedijt. De weekenden dat ze uit logeren is zijn voor ons een verademing, maar als ze weer thuis komt is de overgang zo groot! Nu pas merken we echt hoe ze ons leven is gaan bepalen. Als er echt gevaarlijke situaties gaan ontstaan, waarbij we merken dat de andere kinderen in ons gezin gevaar lopen komen we op een punt waarbij we niet meer weten hoe het verder moet.

Ik maak deel uit van een koffiegroep voor pleegouders en als ik vertel wat we meemaken met ons meisje van inmiddels 10 jaar oud zegt een van de ander pleegouders die ik zeer respecteer: “Hoe lang gaan jullie hier nog mee door?” Ik val stil. Het dringt opeens tot me door: wat gebeurt er met ons, met de anderen kinderen, met ons allemaal?

In het eerstvolgende gesprek met de pleegzorgwerker snijd ik het onderwerp aan. Kunnen we dit nog wel  aan? Is een gezin als de onze wel de juiste plek voor haar? Is ze zelf wel gelukkig? Vooral het laatste aspect was voor ons lastig onder ogen te zien. Was ze zelf gelukkig? We twijfelden er zeer aan. Ze was zo boos, wilde altijd weglopen, had geen vriendjes, voelde zich altijd buitengesloten, wilde niet geknuffeld worden, hield ons altijd op afstand, wij deden alles verkeerd. Boos, verdrietig, ongelukkig. Dat was onze indruk.

Zeer geëmotioneerd hakten we de knoop door. De voogd ging een andere plek voor haar zoeken. Niet meer in een gezin, maar in een gespecialiseerde instelling met opvoeders die iets meer afstand hadden, die steeds wisselden. Ze zou eens per maand een weekend blijven komen. Dat wel. We brachten haar weg, ze huppelde voor ons uit. Nou doei!

Verdriet stroomt uit mijn ogen als we terugrijden.

Verdriet om haar, mijn meisje dat zo beschadigd is. Verdriet dat ze zelf niet lijkt te voelen, in elk geval zelf niet kan uiten. Verdriet om mijn eigen onvermogen en onmacht om haar verder te helpen.  Verdriet om haar onvermogen om zich aan ons te hechten. Verdriet om wat de andere kinderen allemaal mee hebben moeten maken.

Lieve schat, we blijven van je houden ook al woon je niet meer bij ons!

FASD Stichting

KvK: 02078380
RSIN: 816226222

Wij zetten ons in om via voorlichting en wetenschappelijk onderzoek FASD te voorkomen. Daarnaast geven wij ondersteuning aan families en hulpverleners en behartigen wij onze belangen bij overheden, instellingen en industrie. Wil jij ons steunen?
Doneer nu
linkedin facebook pinterest youtube rss twitter instagram facebook-blank rss-blank linkedin-blank pinterest youtube twitter instagram